Sarichioi, Lipovenen, Uspenia, Pensiunea, Poarta Apelor, La Cupric, Camping, Zorile Albe, Chettusia, Constanta, Mamaia, Olimp, Neptun, Jupiter, Saturn, Costinesti, Mangalia, Donau, Donaudelta, Gura Portitei, Mila 23, Murighiol, Sulina, Tulcea, Karper, MeervalAlba, Arad, Arges, Bacau, Bihor, Bistrita-Nasud, Botosani Braila, Brasov, Buzau, Calaras, Caras-Severin, Cluj, Constanta, Covasna, Dambovita, Dolj, Galati, Giurgiu, Gorj, Harghita, Hunedoara, Ialomita, Iasi, Ilfov, Maramures, Mehedint, Mures, Neamt, Olt, Prahova, Salaj, Satu Mare, Sibiu, Suceava, Teleorman, Timis, Tulcea, Vaslui, Valcea, Vrancea
Sarichioi een paradijs op aarde

Zilvermeeuw

De zilvermeeuw (Larus argentatus) is een grote meeuwensoort. De vogel komt voor langs de meeste kusten van Europa, Azië, door heel Canada en 's winters aan de kusten van de VS.

De zilvermeeuw onderscheidt zich van de stormmeeuw doordat hij een beetje groter is, met een totale lengte van circa 60 cm. Het mannetje is gemiddeld wat groter dan het vrouwtje. In Nederland en België (Larus argentatus argenteus) is de soort in de vlucht te onderscheiden van de stormmeeuw door de veel forsere snavel en door de witte vlek in de zwarte punt van de vleugel: bij de stormmeeuw is die groot en ovaal, bij de zilvermeeuw kleiner en onregelmatig gevormd. In het volwassen kleed heeft de zilvermeeuw een witte kop, staart en onderzijde; de rug en de bovenzijde van de vleugels zijn zilvergrijs. Het jong van de zilvermeeuw is in de eerste winter bruin met donkere vleugels en staart. Tweede winter vogels zijn bruin met meer wit bij kop en staart en lichtere tot grijze bovendelen. Derde winter vogels hebben een kleed dat vrijwel gelijk is aan het volwassen kleed maar met hier en daar een bruine vlek. Afhankelijk van de ondersoort heeft de vogel roze, roodachtige, vleeskleurige, groenige of gele poten. Karakteristiek voor de zilvermeeuw is de rode vlek op de ondersnavel. Het legsel bestaat meestal uit drie eieren.

Zilvermeeuwen eten van alles: in hun natuurlijke kustomgeving vooral mosselen,kokkels, krabbetjes en wormen; in de stad allerlei afval. Ze vissen zelf niet of nauwelijks, maar lusten wel degelijk vis en visafval. Zoals alle andere meeuwensoorten eten ze zo veel mogelijk, soms zo veel dat ze niet meer kunnen vliegen. Vermoedelijk is dat om een voorraad te hebben in geval het voedselgebied niet bereikbaar is: bijvoorbeeld een wadplaat die niet droogvalt.