Sarichioi, Lipovenen, Uspenia, Pensiunea, Poarta Apelor, La Cupric, Camping, Zorile Albe, Chettusia, Constanta, Mamaia, Olimp, Neptun, Jupiter, Saturn, Costinesti, Mangalia, Donau, Donaudelta, Gura Portitei, Mila 23, Murighiol, Sulina, Tulcea, Karper, MeervalAlba, Arad, Arges, Bacau, Bihor, Bistrita-Nasud, Botosani Braila, Brasov, Buzau, Calaras, Caras-Severin, Cluj, Constanta, Covasna, Dambovita, Dolj, Galati, Giurgiu, Gorj, Harghita, Hunedoara, Ialomita, Iasi, Ilfov, Maramures, Mehedint, Mures, Neamt, Olt, Prahova, Salaj, Satu Mare, Sibiu, Suceava, Teleorman, Timis, Tulcea, Vaslui, Valcea, Vrancea
Sarichioi een paradijs op aarde

Scharrelaar

De scharrelaar (Coracias garrulus) is een vogel uit de familie van de scharrelaars (Coraciidae). Het aantal scharrelaars in Europa is de laatste decennia sterk afgenomen, in de 19e eeuw broedden ze zelfs nog tot in Zweden, terwijl ze nu in Midden-Europa nauwelijks meer te vinden zijn, op enkele plaatsen in Oostenrijk en Roemenië na.

De scharrelaar komt voor in Zuid- en Oost-Europa en in Azië van Turkije en Irak tot Midden-Rusland, West-China en Pakistan. Het is een trekvogel die in augustus of september vertrekt naar het zuiden van en tropisch Afrika en in april of mei weer terugkeert naar zijn broedgebied.

De scharrelaar wordt 29-32 centimeter lang en heeft een overwegend blauw verenkleed. Hij heeft een grote kop en een krachtige, dikke, zwarte snavel. Het verenkleed is helder lichtblauw met diepblauwe kleine dekveren, stuit en delen van de ondervleugel. De rug is bruin, de vleugelpunten en de bovenkant van de staart zijn zwart. Juveniele vogels zijn valer en hebben een lichter bruine rug.

Scharrelaars kunnen vaak zittend op een uitkijkpost, zoals een telefoonpaal, een draad of tak, worden aangetroffen. Vanaf deze positie kunnen ze zich op een over de grond kruipende prooi storten, waarna ze weer naar hun post terugkeren om deze op te peuzelen.

Scharrelaars broeden meestal alleen, soms met enkele paartjes. De broedomgeving bestaat uit land met verspreide groepen bomen, bosranden, lanen of parken. Ze broeden in al bestaande holen, rots- of muurspleten, de eerste meestal gemaakt door de groene of zwarte specht. In enkele gevallen worden ook nestkasten gebruikt. Tijdens de baltsvlucht vliegt het mannetje roepend door de lucht, laat zich meerdere keren over de kop vallen en vliegt dan weer op.

In het nest worden 4-5 eieren gelegd, in de maand juni of juli. Beide ouders broeden, het legsel komt na 17-19 dagen uit. Hierna zorgen beide ouders voor de jongen, die na 25-30 dagen uitvliegen. Ook hierna blijven ze de jongen nog een tijdje voeden.

Scharrelaars eten vooral insecten zoals kevers en sprinkhanen en andere ongewervelde dieren als slakken en wormen maar ookkleine gewervelden dieren zoals kikkers, muizen en hagedissen.