Sakervalk

Een sakervalk (Falco cherrug) is een grote en zwaargebouwde valk die een zomergast is in de steppe van Oost-Europa. De sakervalk is bruin bovenaan, gekenmerkt door een contrasterend licht hoofd en een zeer fijne baardstreep. De onderdelen zijn wit met donkere strepen. In de vlucht contrasteren de lichte handpennen met de sterk gebandeerde ondervleugeldekveren. De vleugels zijn veel breder dan die van de lannervalk, vooral aan de basis.

Deze vogel wordt 46-56 centimeter groot. De lengte van één vleugel bedraagt ongeveer 347-412 millimeter. De lengte van de snavel bedraagt 20-26 millimeter en hij weegt ongeveer 730-1300 gram.

Zijn geluid klinkt als een herhaalde kie-kie-kie.

Of bij bedreiging een oplopende en herhalend whieeeee.

Zijn habitat bestaat uit Grassige steppen en heuvels.

Hij voedt zich met kleine zoogdieren (voornamelijk muizen) en kleine reptielen.

Broedt van Oost-Europa tot Zuid-Siberië en Noord-China. Overwintert vooral ten zuiden van de broedgebieden en in het Sahelgebied van Oost-Afrika. In Europa in Slowakije en in het riviersysteem van de Donau, waar hij voornamelijk een standvogel is. De meeste Europese vogels trekken niet zo ver. Sommige Siberische vogels trekken naar Soedan en Ethiopië.

Het wijfje legt vier roodgevlekte, crèmekleurige eieren in een richel van een klif of in een oud nest van een andere soort gelegd, of bovenop een hoogspanningspaal. Ze worden door beide geslachten 28 dagen bebroed en de donzige, hulpeloze jongen vliegen na 40-45 dagen.